Historische Lezing: Romeinen op de Veluwe

Historische lezing: Romeinen op de Veluwe

Wanneer?

Datum

donderdag 19 januari 2023


Tijd

19.30 - 21.30 uur (inloop vanaf 19.00 uur)

Waar?


Bibliotheek Nijkerk

Frieswijkstraat 99

3861 BK Nijkerk

Kosten?


Prijs € 8,50 p.p.

Start: gegarandeerd


Minimaal aantal deelnemers: n.v.t.

Maximaal aantal deelnemers: 100

Archeoloog Maarten Wispelwey neemt ons mee naar de Romeinse tijd .... 

De Romeinse Resten op de Veluwe zijn bescheiden. Dat ze er geweest zijn, staat echter vast! Vlakbij Putten, op de Ermelose Heide, was een Romeins marskamp gevestigd. Deze sporen getuigen van de Veluwe als randgebied van het Romeinse Rijk.


Randgebied

De Veluwe was een randgebied en formeel buiten het rijk gelegen. Het was daarom dat het christendom vooralsnog geen vat kreeg op de Germaanse bevolking. In deze periode voerden de Romeinen het christendom namelijk aan als de officiële godsdienst van het rijk en zorgden daarmee voor een enorme groei van het aantal christenen binnen hun grondgebied. Niet in de gebieden rondom Putten.De positie van de Germaanse godsdienst veranderde in deze periode niet.


Bosgoden

De bewoners van onze streek eerden hun goden in heilige bossen, zoals die van Ermelo (Irminlo). Een van die goden was Thri, waar tegenwoordig nog het Ermelose buurtschap Drie aan herinnert. Belangrijker nog was het zogenaamde Solse Gat.De naam is afkomstig van de Germaanse zonnegod Sól. Op deze plaats offerden de Germanen uit de omgeving er fruit. Misschien was ook de plaats waar de Oude Kerk staat zo'n heilige plaats.

Na de Romeinen

In de Romeinse tijd was de Veluwe vooral op de hogere gronden bewoond. Het West-Romeinse Rijk kwam in 476 ten val en daarmee nam hun invloed en macht in de Nederlanden af. Na het vertrek van de Romeinen waren het vooral de Friese vorsten die boven de grote rivieren de macht in handen namen. In de loop der tijd deed het christendom haar intrede en kwam de natuurgodsdienst op de achtergrond te staan.

Marskamp bij Ermelo

Ongeveer vijftig jaar vóór het begin van onze jaartelling drongen de Romeinen onder leiding van de bekende generaal Julius Caesar het zuiden van het tegenwoordige België binnen. In de jaren daarna trokken ze verder naar het noorden.


Aan het begin van onze jaartelling werd de rivier de Rijn de noordgrens van het Romeinse Rijk. Langs de Rijn legden de Romeinen een verdedigingslinie aan, die bestond uit forten (castella). Die linie heette de limes: versterkte grens. In het latere Nederland liep de limes van het tegenwoordige Katwijk via de Oude Rijn, langs het latere Utrecht (Leidsche Rijn) en Arnhem naar Duitsland.


Hoewel de Romeinen het gebied ten noorden van de Rijn niet bezetten, stuurden ze er wel van tijd tot tijd een expeditie naartoe om de zaak te verkennen of volken aan te vallen die gevaar konden opleveren. Ook werd er handel gedreven. Dat blijkt uit de vondst van Romeinse munten en aardewerk ten noorden van de limes. Om een paar dagen uit te rusten of te overnachten richtten ze onderweg zogenaamde marskampen in. Op de Ermelose heide verrees ergens in de tweede helft van de tweede eeuw zo'n Romeins marskamp, twee dagmarsen ten noorden van de limes. Dit kamp is een prachtig overblijfsel uit de Romeinse tijd. Het Ermelose kamp is het enige exemplaar in Nederland dat is teruggevonden.


Het kamp is ongeveer 300 meter breed en 350 meter lang en heeft daarmee een omvang van ongeveer twaalf voetbalvelden. Het was omringd door een stevige wal met een droge gracht. Binnen het kamp hadden de Romeinse soldaten nog een andere gracht van anderhalve meter diep gegraven, die het kamp in tweeën splitste.

Vermoedelijk bood het marskamp plaats aan ongeveer zes- tot achtduizend soldaten. Die soldaten konden heel hard werken. In een uur of vier wierpen ze een wal op van anderhalve meter hoog. Daardoor ontstond aan de buitenkant van het kamp een droge gracht. Bovenop de wal plaatsten ze een hekwerk met puntige palen, een palissade. Binnen het marskamp stonden tenten, één tent voor minimaal acht soldaten, en was er ruimte voor de paarden en de ossen die de wagens met voorraden trokken.


Het kamp is verschillende keren door archeologen onderzocht, voor het eerst in 1922-23 door de bekende archeoloog J.H. Holwerda. Die onderzoeken hebben duidelijk gemaakt dat het marskamp slechts één keer is gebruikt. Dat blijkt onder meer uit een andere gracht die de zuidzijde van de rest van het kamp scheidde. Bijna direct na het graven is die gracht al weer opgevuld. Die dichtgegooide gracht had een V-vorm, zelfs de gestoken plaggen werden netjes teruggelegd.


Waarom legden de Romeinen dit kamp hier aan, aan de noordrand van de Veluwe, een streek die in de eerste eeuwen van de jaartelling dun bevolkt was? Misschien is de ligging van het kamp een aanwijzing. Het marskamp ligt namelijk bovenop een heuvelrug, die de oostkant van het Flevomeer (Lacus Flevo in het Latijn) scheidt van een ondiepe vallei verder naar het oosten. Kortom, strategisch gezien een goede plek om te overnachten. Zeker weten doen we het niet omdat er geen geschreven bronnen bestaan die informatie geven over een veldtocht of expeditie in deze periode in de latere Veluwe.


Het marskamp is inmiddels een beschermd monument. Dwars door het marskamp loopt tegenwoordig de weg van Harderwijk naar Nieuw Milligen. De geschiedenis ligt hier letterlijk op straat.


Bron: https://mijngelderland.nl/inhoud/canons/harderwijk/romeins-marskamp / https://mijngelderland.nl/inhoud/canons/harderwijk/romeins-marskamp


Tijdens deze avond komt u meer te weten over de romeinen die op de Veluwe actief waren 

Gastspreker: Maarten Wispelwey

 Maarten Wispelwey (1966) was van 2001 tot 2009 werkzaam als gemeentearcheoloog bij de gemeente Apeldoorn. In april 2009 trad hij als regioarcheoloog in dienst bij de Regio Noord Veluwe. Hoewel RNV niet meer als zelfstandig samenwerkingsverband bestaat behartigt hij vanuit de gastgemeente Putten de archeologie voor zes gemeenten.


Zijn opleiding genoot hij in Amsterdam aan het Instituut voor pré- en protohistorie, alwaar hij in 1992 afstudeerde. Voor RAAP Archeologisch Adviesbureau werkte hij in teamverband na zijn studie als archeoloog in Friesland. In opdracht van de provincie Friesland deed het team een waarderend onderzoek naar monumenten. Het terpenproject is één van de grootste projecten in de geschiedenis van RAAP en was aanleiding om een vestiging in Leeuwarden te openen. Naast het onderzoek naar terpen zijn ook stinsterreinen en vuursteensites onderzocht. Met al deze resultaten is een provincie dekkende beleidskaart opgesteld. Vooral de gebiedsgerichte aanpak was vernieuwend voor de Nederlandse archeologie.

In 2001 was Wispelwey één van de bedenkers van het archeologische uitzendbureau Archeowerk en was vervolgens de eerste archeoloog die via het nieuwe bureau werd uitgezonden. Apeldoorn als eerste klant werd vervolgens de vaste werkgever. Naar aanleiding van een consolidatieproject van een aantal grafheuvels in het centrum van Apeldoorn kreeg hij contact met David Fontijn van de Universiteit Leiden. Hun beider enthousiasme over grafheuvels heeft vorm gekregen in een internationaal spraakmakend grafheuvelonderzoek.


Als auteur van het artikel "De toren van Pisa weer scheef" (Archeobrief 2, juni 2008) reageert hij op de noodkreet van universiteiten inzake het doen van wetenschappelijk onderzoek in een Malta-omgeving. Er liggen naar zijn idee voldoende kansen voor universiteiten om in samenwerking met gemeenten wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het grafheuvelproject is hier een uitstekend voorbeeld van. In de regio Noord-Veluwe zijn mooie onderzoeken uitgevoerd: de dwangburcht van de Hertog van Gelre te Harderwijk, een tweede Romeins marskamp te Ermelo, Rimpeler te Putten.


Als archeoloog verzorgt hij met grote regelmaat lezingen en is hij een welkome gast bij lokale en regionale radio en tv. Momenteel maakt hij zich met Veluwse collegae hard voor het realiseren van een Archeologisch belevingscentrum op de Veluwe.

unsplash